Nederland is een waterland. Alles begon aan het water: vissen, varen, bouwen, transporteren, fabriceren.
De dorpen in steden werden aan het water gevestigd om bereikbaar te zijn, en dat is ook nu nog zo: in veel plaatsen kom je met een schip makkelijker in het centrum dan met een auto. En dan hebben we het nog niet over parkeren.
Er is 7000 km vaarwater in Nederland, en het is het best geoutilleerde watersportland ter wereld. Ook in de Nederlandse vloot van vrachtschepen in de binnenvaart het grootse van Europa. Zo maar wat feiten, die de huidige generaties autorijdende Nederlanders nauwelijks nog kennen.
Wat wel nog sterk is verbonden met scheepstermen is onze taal en uitdrukkingen. Sommige woorden, zoals kiel, zijn overgenomen in andere talen, in de tijd dat we ook de grootse zeevarende natie waren.
Maar genoeg gepraat, ik gooi het op de valreep over een andere boeg.
Ik peil nog even, maar we zijn op koers. we zitten met de kloten voor de mast en maken goede vaart.
We steken andere schepen de loef af op het ruime sop, het gaat ons voor de wind en we speuren de horizon af.
Bij aankomst is er een oorlam voor de bemanning, die daarna wat slagzij maakt. Ze leggen het daarna aan met de minder fortuinlijken, die worden gekielhaald, en de achterbaksen zelfs afgetuigd.
Wij kijken vanuit het kraaiennest toe, maar vangen bot. Het is ruimschoots verdiend dat zij de volle laag krijgen, anders loopt het de spuigaten uit !
We gaan weer scherp aan de wind zeilen en zoeken het hogerop en anders gaan we verhalen, brassen of stoom afblazen.
Met deze, en nog veel meer, ook nu nog vaak gebruikte scheepstermen doorspekt onze taal. Jacob van Lennep schreef het voor ons op. Ik laat het op zijn beloop en bedaar wel.
Behiuden vaart !
Reacties
Een reactie posten